Abugnata Dochter van de rivier
De ons allen bekende groep “Les Ambiani“ zijn sinds kort aan een nieuw avontuur begonnen: de reconstructie van een platbodemschuit uit de II°eeuw, die de naam Abugnata zal dragen, Keltisch voor “Dochter van de Rivier“.
Van dit type riviervaartuig zijn er verspreid over België, Nederland, Duitsland, Frankrijk, en Zwitserland in de twee vorige eeuwen zo’n kleine dertig exemplaren teruggevonden. Hoewel ze enorm verschillen in grootte ( lengtes tussen 10 en 35 meter, breedte van 1 tot 5 meter), zijn er een aantal gemeenschappelijke kenmerken in hun bouwwijze die hen uniek maakt in de (proto)geschiedenis van de binnenscheepvaart.
Wat moet je je hierbij voorstellen? Ga uit van een boomstamkano die overlangs in twee gespleten wordt, en breder gemaakt met bodemplanken die met stoom geplooid worden. Het geheel wordt samengehouden met L-vormige spanten die met lange spijkers vastgenageld zijn in bodem en zijkanten. De spanten liggen ofwel paarsgewijs, ofwel alternerend met een tussenruimte van 30 à 40 cm over de hele lengte van de boot. Het vrijboord wordt in sommige gevallen verhoogd met een tweede boordgang en verstevigd met een boordgang in 3 delen. Het geheel wordt waterdicht gemaakt met breeuwsel van diverse plantaardige oorsprong dat tussen de vlakgangen (bodemplanken) wordt geslagen en nog eens gezekerd wordt met rijen spijkers met platte kop. Omwille van de massieve zijboorden spreekt men van “monoxyle” (uit één massief stuk hout gehaalde ) vaartuigen.
Deze manier van bouwen is volledig verschillend van zowel de Mediterraanse traditie, waarbij men eerst het geraamte bouwt en dat bekleedt met planken, als de Noorse traditie, waar men met overnaadse beplanking werkte. Archeologen nemen aan dat de bouwwijze vanuit een Keltische traditie gegroeid is, en verwijzen dan ook graag naar de beschrijving van de massieve schepen van de Veneti. Helaas hebben we daarvan alleen maar de woorden van Gaius Julius Caesar ( en we kennen’s mans betrouwbaarheid…). Wat rechtvaardigt dan het predikaat “Gallo-Romeins “dan ? De teruggevonden schepen zijn allen in Keltisch gebied teruggevonden, zijn uniek in hun bouwwijze, en het leeuwendeel ervan kan in de eerste drie eeuwen van onze jaartelling geplaatst worden door de archeologische context en dendro- chronologische datering van de vondsten.
Het merendeel lijkt gebruikt te zijn voor goederenvervoer ten behoeve van de legioenen aan de Rijngrens, met een piek in de II° en begin van de III° eeuw AD. Ook al hebben we (nog) geen concrete bewijzen van een Voor-Romeinse botenbouwtraditie, lijkt het er toch op dat hier een aantal reeds bestaande (Keltische ?) bouwtechnieken aan de basis liggen van dit type boot.
Wat meer is, dit type boot lijkt wel gemaakt op maat van de rivieren van de Lage Landen . Zonder kiel , met een voor het eigen gewicht bijzonder kleine diepgang, een groot laadvermogen en met uitzonderlijke stuureigenschappen is dit een boot bij uitstek voor de trage, meanderende rivieren met zomer- en winterbedding van onze streken. Ideaal voor goederenvervoer (een enkele bootlading kan gemakkelijk het equivalent van 30 ossenwagens zijn), werd de platbodem waarschijnlijk voortbewogen op verschillende manieren; hij werd geboomd, gezeild of van de kant af voort getrokken( gejaagd), en we kunnen ervan uitgaan dat de schippers ook gebruik maakten van de getijden wanneer dat hun te pas kwam. Dit laatste is een van de belangrijkste beweegredenen om de Abugnata te bouwen.
In de voorbije jaren zijn al een aantal reconstructies 1/1 gebouwd, met name die van Woerden (te zien in het Archeon) , De Alta Ripa van de ploeg van Beat Arnold (aan het meer van Neuchatel), De Meern (Utrecht) en de Leo Paludis naar de vondst van de Pommeroeul( Aubechies). Elk van deze projecten heeft een waardevolle bijdrage geleverd over de bouwwijze, maar geen van hen heeft de vaareigenschappen, belast /onbelast, in een relevante omgeving (trage, meanderende rivier met winter-en zomerbed ) uitgebreid kunnen testen. Simpelweg omdat onze rivieren sinds lang gekanaliseerd / ingedijkt zijn, omdat er teveel reguliere binnenscheepvaart is, of omdat er door de bevoegde autoriteiten geen groen licht gegeven wordt omwille van de heersende veiligheidsvoorschriften.
En net op dit gebied hopen we met de Abugnata wat leemtes in te vullen . We willen de “Dochter van de Rivier” uitgebreid testen op de Somme tussen Abbeville en Amiens. Hoewel de Somme deels gekanaliseerd en uitgediept is, beantwoordt deze rivier behoorlijk aan het gezochte profiel. Daarenboven wordt de Somme bijna uitsluitend voor de pleziervaart gebruikt, en de lokale autoriteiten steunen dit project. De Abugnata is met haar 12 meter lengte en voor het platbodemtype ranke bouw eind augustus te water gelaten.
27/02/2013 at 16:18 -
Leuk artikel en leuk initiatief. Groeten en succes. Maurice